De juiste weginspectie volgens de rechter

vrijdag 26 augustus 2016
timer 8 min

'Regelmatig krijg ik de vraag van wegbeheerders en inspecteurs hoe vaak een bepaalde weg moet worden geïnspecteerd of gecontroleerd. Is dat één keer per maand of één keer per jaar, en maakt het hierbij uit om wat voor soort weg het gaat? Op basis van een aantal rechtspraken kom ik tot de volgende grote lijnen.

De algemene lijn in relevante rechtspraak
Er zijn geen objectieve normen die voorschrijven hoe en hoe vaak een bepaalde weg moet worden onderhouden. Bij de onderhoudsverplichting van een weg spelen de aard en de omvang van de weg (gaat het om een hobbelige weg of en zandweg of een stroomweg?), de mate waarin van die weg gebruik wordt gemaakt en het verwachtingspatroon dat de weggebruiker heeft ten aanzien van de hoedanigheid van die weg een rol. Hier moet het gepleegde en te plegen onderhoud worden afgezet.

Het algemene uitgangspunt is dat van de wegbeheerder in het algemeen mag worden verlangd, dat de weg niet in een staat van onderhoud verkeert die beneden het niveau ligt dat voor een weg, als waarom het gaat, van het betreffende overheidslichaam (de wegbeheerder) kan worden geëist.

De Wegenwet
Artikel 16 Wegenwet bepaalt dat de wegbeheerder ervoor moet zorgen dat de weg in een goede staat verkeert. En op grond van artikel 18 Wegenwet wordt een wegbeheerder geacht hieraan te hebben voldaan, als de weg goed onderhouden is.

De wetgever heeft geen regels voorgeschreven, waaruit is op te maken wat er concreet onder ‘onderhoud van wegen’ moet worden verstaan en hoe vaak een wegbeheerder een bepaalde weg moet onderhouden. Uit de rechtspraak is enigszins af te leiden wat onder ‘onderhoud van wegen’ moet worden verstaan en op welke wijze, dan wel met welke frequentie een bepaalde weg moet worden onderhouden.

In de uitspraak van het hof Leeuwarden van 13 november 2011, is bijvoorbeeld op te maken wat er onder ‘onderhoud’ in de zin van artikel 18 Wegenwet moet worden verstaan. Het hof stelt in deze zaak vast, dat door de desbetreffende gemeente (wegbeheerder) jaarlijks de zandwegen voor 1 juni geheel opnieuw worden geprofileerd. Dit houdt in: de toplaag frezen, diepwoelen, herprofileren en egaliseren; onder profiel afwerken en verdichten. Het eindresultaat is een bol liggende weg, waarvan het water afstroomt. Het hof concludeert vervolgens, kort en bondig, dat hiermee wordt voldaan aan artikel 18 Wegenwet.

Soorten van onderhoud en de praktijk
In de praktijk kan er onderscheid worden gemaakt tussen regulier beheer en onderhoud, groot onderhoud en klein onderhoud.

Het reguliere beheer en onderhoud van wegen bestaat voornamelijk uit het inspecteren, het herstellen en vervangen van bepaalde wegonderdelen. Dit is een continu proces.

Groot onderhoud van wegen wordt door wegbeheerders op een verschillende manier geïnterpreteerd. In de ene gemeente gaat het om een complete renovatie en bij de andere gemeente gaat het om het vervangen van deklagen of herbestraten. In de gemeente Alphen aan den Rijn, waar ik werkzaam ben, wordt groot onderhoud ruim opgevat: het gaat om de complete renovatie van een bepaald gebied of een bepaalde weg. Dat is ruimer dan het vervangen van deklagen, herbestraten of herprofileren. Er vinden in het kader van groot onderhoud in een dergelijk gebied of een bepaalde wijk ook aanpassingen plaats aan de riolering, de openbare verlichting, het groen, het staatmeubilair, kunstwerken en soms ook speeltoestellen. In feite gaat het om een project.

In het algemeen wordt onder ‘klein onderhoud’ verstaan: het verrichten van kleine reparaties aan de weg, het plaatselijk herstellen van asfaltwegvakken of kleine stukken van de weg herbestraten tot enkele m2.

Hoe denkt de rechter over onderhoud van wegen?
Uit een aantal uitspraken van de rechter zijn wat richtsnoeren voor de praktijk te halen. Deze uitspraken geven ook een juridisch antwoord op de vraag hoe vaak een bepaalde weg moet worden onderhouden en geïnspecteerd.

Hof Leeuwarden 13 november 2011 bepaalt dat de op de gemeente rustende onderhoudsverplichting geen garantie inhoudt, dat de weggebruiker erop mag rekenen dat iedere openbare weg in een perfecte staat van onderhoud verkeert en altijd toegankelijk is, behoudens bij absolute overmacht. Evenmin kan aan die onderhoudsverplichting de verwachting worden ontleend dat de wegbeheerder voor elke type weg dezelfde normen zal hanteren.

De wegbeheerder mag juist differentiëren in het onderhoud al naar gelang de functie die een weg heeft, waarmee ook de weggebruiker rekening moet houden, in die zin dat de weggebruiker aan een snelweg hogere eisen mag stellen dan aan een dorpsweggetje, en daaraan weer hogere eisen mag stellen dan aan een zandpad. Het gerechtshof Arnhem (hof Arnhem 20 juli 2010, JA 2010, 119) kwam in 2010 tot een soortgelijke uitspraak.

In een uitspraak van de rechtbank Zwolle van 7 december 2011, stelt de rechtbank voorop, dat het ‘Handboek veilige inrichting van bermen’, waarop eiseres zich beroept geen wettelijke status heeft, maar een richtsnoer vormt voor wegbeheerders (en het onderhoud) van wegen.

Niet naleving van deze publicatie leidt niet zonder meer tot de conclusie dat er sprake is van een gebrek als bedoeld in artikel 6:174, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (de regeling van aansprakelijkheid voor gebrekkige opstallen, waaronder ook wegen en de tot die wegen behorende weguitrusting).

Met gemeente Kampen (de wegbeheerder) is de rechtbank voorts van oordeel dat uit de genoemde publicatie blijkt dat de daarin neergelegde richtlijnen gelden voor 80 km/uur wegen en niet voor de onderhavige, waar (destijds) een snelheidslimiet van 60 km/uur ge(o)ld(t).

Wat is adequaat optreden volgens de rechter?
Dat van de wegbeheerder mag worden verwacht, dat deze adequaat optreedt bij evident gebrekkige of gevaarlijke situaties op de weg, blijkt ook heel duidelijk uit de uitspraak van de rechtbank Assen van 7 april 2010. De rechtbank bepaalt, dat de gemeente aansprakelijk kan zijn voor de gevolgen van een bepaald ongeval of incident, als na een melding van een gevaarlijke situatie niet wordt opgetreden waar dit in het concrete geval bij uitstek de taak voor de wegbeheerder is, waarbij het overigens niet zo is, dat van de gemeente verlangd kan worden dat zij continu de wegen controleert.

Wat de rechter in dit verband onder ‘adequaat optreden’ verstaat, is moeilijk na te gaan. Enigszins richtinggevend is een uitspraak van de Hoge Raad van 9 juni 2006, waarin de Hoge Raad het volgende bepaalt: indien de gemeente als wegbeheerder constateert dat er een gevaarlijke verkeerssituatie bestaat, wordt van haar verwacht dat zij deze ‘zo spoedig als redelijkerwijs’ mogelijk verbetert, waarbij zij rekening mag houden met de haar ter beschikking staande middelen en de mate van prioriteit ten opzichte van andere gevaarlijke situaties.

Deze formulering uit het arrest van de Hoge Raad komt overeen met een relevante passage uit de ASVV 2004 van CROW, blz. 296/297. CROW schrijft in deze Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom: ‘Van groot belang is dan ook dat de wegbeheerder bij gebreken in- en aan de weg ‘zo vlug mogelijk’ maatregelen neemt. Het is zaak dat men zich realiseert dat men bij de aanleg van bijvoorbeeld een bussluis ervoor zorgt dat hierdoor niet een gevaarlijke situatie ontstaat voor het gewone verkeer.

Voor zover het om niet-gevaarlijke situaties op de weg gaat, maar om ‘gewone gebreken in- en aan de weg’ lijkt het er op, dat de rechter van de wegbeheerder verwacht, dat deze ‘binnen een aanvaardbare termijn’ optreedt en passende maatregelen neemt.

Kort samengevat komen uitspraken van de rechter op het volgende neer.

a. Het onderhoudsniveau van een weg mag niet beneden een aanvaardbaar peil komen, zelfs als er mogelijk een gebrek aan financiële mogelijkheden is.

b. De wegbeheerder moet voorkomen dat er gevaarlijke situaties op de weg ontstaan en mag een dergelijke situatie niet laten voortduren. Dit brengt met zich mee, dat een wegbeheerder adequaat (‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk, dan wel zo vlug mogelijk’) moet optreden tegen hem bekende gevaarlijke situaties.

c. Van de wegbeheerder mag eveneens worden verwacht dat adequaat (‘binnen een aanvaardbare termijn’) wordt opgetreden bij gemelde gebreken in- en aan de weg, niet zijnde evident gevaarlijke situaties op de weg.

d. Een en ander komt erop neer, dat geen aansprakelijkheid bestaat als de weg in een staat van onderhoud verkeert, die niet beneden het niveau ligt dat voor een weg als waarom het gaat van het betreffende overheidslichaam kan worden geëist.

e. Voor het beoordelen van het gepleegde onderhoud en het reageren op meldingen dient te worden betrokken: de aard van de weg, de mate waarin deze wordt gebruikt en de verwachtingen die de weggebruiker heeft ten aanzien van de hoedanigheid van die weg.

f. Van de wegbeheerder wordt verwacht dat deze de toestand van de weg afdoende en met enige regelmaat controleert.'

De Korte heeft bij het schrijven van deze blog onder meer gebruik gemaakt van het boek Aansprakelijkheid van de wegbeheerder van de ANWB, 2013.

Op 8 december verzorgt Mr Roeland De Korte een tweede Masterclass Aansprakelijkheid wegbeheerders. Er zijn nog enkele plaatsen beschikbaar.

 

 

 

 

 
Auteur: Mr. Roeland De Korte

Mr. Roeland de Korte verkeersjurist, gemeente Alphen aan den Rijn

Reactie plaatsen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Lazy-loading is enabled for both <img> and <iframe> tags. If you want certain elements skip lazy-loading, add no-b-lazy class name.
mail_outline

Aanmelden voor de nieuwsbrief