Asfalt verjongen, van utopie naar werkelijkheid

vrijdag 19 december 2014
timer 6 min
In samenwerking met kennisinstellingen en marktpartijen organiseerde Rijkswaterstaat voor de vierde keer een seminar over levensduurverlengend onderhoud met verjongingsmiddelen voor asfalt (LVO). De dag markeerde de overgang van onderzoek naar implementatie. Naast de belangrijkste conclusies uit de onderzoeken naar de toepasbaarheid van LVO-producten met verjongingscomponent, werd er ingegaan op het implementatietraject binnen Rijkswaterstaat en de voorwaarden voor toelating en toepassing.

Diana Beuting (Rijkswaterstaat) heet de kleine 100 aanwezigen welkom en schetst in het kort de volgende fase in het verjongen van asfalt. ‘De onderzoeksresultaten zijn veelbelovend en daar zijn we uiteraard erg blij mee. Dat betekent ook dat we kunnen overgaan tot de implementatie van LVO-middelen in onze onderhoudswerkzaamheden: we maken de stap van een deklaag vervangen naar preventief onderhoud.’

Het programma in de Apenheul start met een drietal sprekers. Martin van der Ven (TU Delft) blikt in zijn presentatie terug op de verschillende onderzoeken naar de werking van 3 LVO-middelen. Belangrijkste conclusie: alle producten leiden tot een toename van de rafelingsweerstand. ‘De verwachting is dan ook dat de levensduur van zoab-deklagen aanzienlijk wordt verlengd’. Aanvullend staat in het wetenschappelijke rapport dat, op basis van de metingen tot nu toe en de visuele inspecties, een minimale verlenging van de levensduur van 3 jaar wordt gegeven. ‘Het juiste moment van toepassing van deze middelen vereist nog een meer statistische aanpak. De holle ruimte blijkt op de testvakken namelijk aanzienlijk te variëren.’ Een ander belangrijk aspect dat Van der Ven aanhaalt is de onderzochte aanvangsstroefheid. ‘Binnen een week herstelt deze zich weer tot het niveau van het referentievlak. De remvertraging is in de meeste gevallen voldoende.’

Juiste boorlocatie

Dave van Vliet (TNO) gaat verder in op GPC-slicing (Gel Permeatie Chromatografie), een meetmethode die de aanwezigheid en dieptewerking van de verschillende LVO-middelen in de zoab-deklaag aantoont. Aansluitend legt hij het belang uit van het LCMS-systeem, waarmee het percentage steenverlies kan worden bepaald. ‘Deze metingen zijn bruikbaar om de locaties van boorkernen beter te bepalen. Zo voorkomen we dat boorkernen worden getrokken op plekken met een onvergelijkbaar schadebeeld.’

Omslag nodig

De laatste presentatie behandelt de implementatie van LVO-middelen binnen Rijkswaterstaat. Rob Hofman (Rijkswaterstaat) schetst de transitie die daarvoor nodig is. ‘We maken de stap van curatief naar preventief onderhoud. Weginspecteurs zijn tot nu toe gewend om aan de hand van zichtbare schade te bepalen of onderhoud noodzakelijk is. In de toekomst nemen zij zo’n besluit terwijl de weg er nog goed bijligt. Toepassing van deze middelen vraagt bovendien een andere aanpak bij het programmeren. Zo is het uitstellen van onderhoud om budgettaire redenen bijvoorbeeld niet mogelijk.’ Petra Paffen (Rijkswaterstaat) licht de planning wat betreft implementatie toe: ‘In 2016 moet de toepassing van LVO-middelen deel uitmaken van de Meerjarenplanning Verhardingsonderhoud (MJPV). Om toch eerder al toepassing mogelijk te maken, kunnen MJPV-adviseurs wel al advies op maat geven.’

Workshops

Het middagprogramma bestaat uit een viertal workshops, hieronder kort samengevat.

Inpassing in onderhoudssystematiek Rijkswaterstaat – Frank Bouwman (Rijkswaterstaat)

Deze workshop gaat dieper in op de inpassing van LVO-middelen in de MJPV. Voor de vijf schadekenmerken – rijspoordiepte, langsonvlakheid, stroefheid, scheurvorming en rafeling – plant Rijkswaterstaat het onderhoud nu maximaal 5 jaar vooruit. Een mogelijk risico hierbij is dat na verjonging een ander schadekenmerk dan rafeling optreedt, waardoor de geplande levensduurverlenging van de zoab-deklaag alsnog vervalt. Toepassing heeft dus alleen zin wanneer er voor het betreffende weggedeelte geen andere schadebeelden in de MJPV staan. De deelnemers aan de workshop dragen ook verschillende risico’s aan, waaronder stroefheid op de lange termijn, schadevorming na planjaar 5 en schade in de tussenlaag. Deze risico’s worden meegenomen in het proces van implementatie van de LVO-middelen.

Ervaringen met LVO van andere wegbeheerders – Berry Bobbink (provincie Gelderland)

Bij sealen wordt het wegoppervlak behandeld met een mengsel dat de flexibiliteit van de bitumen herstelt. De provincie Gelderland testte deze methode uit op verschillende wegdekken. Daaruit is gebleken dat sealen tot geluidsreductie leidt, waardoor levensduurverlenging mogelijk is. Daarnaast kan sealen winterschade in de laatste fase zoveel mogelijk beperken, wat de bedrijfszekerheid van open deklagen in dit jaargetijde vergroot.

Toepassingsstrategie LVO met verjongingsmiddelen in deklagen – Jos Wessels (TNO)

In deze workshop staan de risico’s en beheersmaatregelen centraal. Momenteel wordt er gewerkt aan een risicobeheersplan waarin alle risico’s, onzekerheden en beheersmaatregelen rond de implementatie zijn opgenomen. Denk bijvoorbeeld aan de veiligheid tijdens het aanbrengen van een LVO-middel of een te lage aanvangsstroefheid. Een van de deelnemers bracht het risico in dat een aannemer kan worden verleid een deklaag met een lagere aanvangskwaliteit aan te brengen. Een ander genoemd aspect: wie draagt welke verantwoordelijk wanneer het LVO-middel van aannemer x komt en het asfalt van aannemer y?

Toelatingsprotocol bij LVO-middelen – Bert Jan Lommerts (Latexfalt)

Het toelatingsprotocol wordt gebruikt om te toetsen of nieuwe producten voldoen als levensduurverlengend middel van ZOAB. Het protocol moet antwoord geven op vragen als: werkt het, is het veilig voor het milieu en het verkeer (stroefheid, rem vertraging), is het kosteneffectief et cetera. Het toepassingsprotocol geeft aan op welke wijze beoordeeld wordt wanneer en welke reeds toegelaten middel (kosten) effectief gebruikt kan worden om de levensduur van ZOAB te verlengen.

Paneldiscussie

De 4e LVO-dag wordt afgesloten met een paneldiscussie aan de hand van stellingen. Ook hier komen de eerder genoemde risico’s, die een succesvolle implementatie kunnen vertragen, aan de orde. Jos Wessels (TNO): ‘Een belangrijk aandachtspunt is de veiligheid bij grootschalige toepassing van verjongingsmiddelen. Hiervoor zijn richtlijnen noodzakelijk en datzelfde geldt voor de aanvangsstroefheid.’ Bert Jan Lommerts (Latexfalt): ‘De aanvangsstroefheid en remvertraging zijn al verbeterd, maar er is wel meer onderzoek nodig.’

Frank Bouwman (Rijkswaterstaat) verdedigt de stelling dat de toepassing van LVO-middelen thuishoort in een netwerkplanning. ‘Tijdens de workshop kwam de noodzaak hiervan mooi naar voren. Want een van de genoemde risico’s van toepassing is dat onderhoud te laat wordt ingepland. Verwacht je over 5 jaar rafelingsschade, dan moet je volgend jaar al het verjongingsmiddel toepassen.’ Hoewel de stellingen tot verschillende meningen leiden, zijn alle aanwezigen het na afloop over een ding eens: het toepassen van LVO-middelen is geen utopie meer, maar werkelijkheid geworden.

Brugfunctie

Sponsordirecteur Chris Stoffer biedt tijdens zijn afsluitende toespraak aan te kijken of komend jaar nog op een aantal opschalingsvakken LVO-middelen kunnen worden aangebracht. Hiermee vervult hij een brugfunctie tussen de marktpartijen die al snel willen toepassen en de planning van Rijkswaterstaat die uitgaat van een stap-voor-stap benadering, met alle gevraagde zorgvuldigheid die nodig is voor volledige implementatie.

 
Auteur: Marieke Hut 2

mail_outline

Aanmelden voor de nieuwsbrief

Reactie plaatsen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Lazy-loading is enabled for both <img> and <iframe> tags. If you want certain elements skip lazy-loading, add no-b-lazy class name.