Deelmobiliteit op de kaart: Waar vinden we onze deelvoertuigen?

maandag 15 januari 2024

Inmiddels is deelmobiliteit een bekend begrip en niet weg te denken uit ons straatbeeld. De provincie Utrecht ziet daarom kansen om deelmobiliteit op te schalen in zowel stedelijk als landelijk gebied.  Maar hebben we een helder overzicht van locaties waar deelvoertuigen beschikbaar zijn? Kunnen we al ruimtelijke patronen en clusters vinden in het aanbod? En wanneer spreken we van een ‘deelmobiliteitshub’? Als partner van het Interreg-project ShareDiMobiHub maakte de Hogeschool Utrecht een inventarisatie en GIS-analyse van deelvoertuigen en deelmobiliteitshubs in de provincie Utrecht.

In het kader van het Interreg-Project ‘ShareDiMobiHub’ (Shared & Digital Mobility Hubs) werkt de Provincie Utrecht aan een opschalingsplan voor deelmobiliteit in de provincie. Bij het opstellen van het opschalingsplan is het van belang om een zo volledig mogelijk beeld te hebben van het actuele aanbod in de provincie. Omdat contracten met aanbieders van deelmobiliteit vaak op gemeentelijk niveau worden afgesloten, zorgt dit voor uitdagingen op provinciaal- en landelijk niveau. Zo is de data over gebruik van deelmobiliteit vaak moeilijk verkrijgbaar of weinig inzichtelijk. Daarnaast bemoeilijkt het ook de samenwerking op intergemeentelijke schaal. Dit is dan ook één van de knelpunten bij het stimuleren van een integraal aanbod van deelmobiliteit in de provincie. De gebruikte data in dit onderzoek is volledig verkregen van de websites van de aanbieders van deelvoertuigen en van het CROW.

-

Definitie deelmobiliteitshub

Dit onderzoek heeft als doel om een zo compleet mogelijk overzicht te krijgen van locaties waar deelvoertuigen beschikbaar zijn. Daarnaast is onderzocht in hoeverre deze deelvoertuigen zich clusteren tot deelmobiliteitshubs. In dit onderzoek is een 'deelmobiliteitshub' gedefinieerd als een locatie waar ten minste twee verschillende vormen van deelmobiliteit en/of ov-standplaatsen zich in de nabijheid (150m) van elkaar bevinden. Deze deelmobiliteitshubs fungeren als centrale punten in multimodale reizen, waardoor gebruikers er gemakkelijk kunnen overstappen tussen verschillende (deel)modaliteiten. Het meest bekende voorbeeld hiervan zijn de treinstations met OV-fiets-hubs, die vaak gebruikt worden voor de zogenoemde ‘last mile’ van de reiziger. Bij deze inventarisatie is ook nadrukkelijk gezocht naar hubs die niet officieel bestempeld zijn als hub-locaties.

100 hubs in de Provincie Utrecht

In totaal zijn er in de provincie Utrecht zo’n 3642 locaties met deelvoertuigen in kaart gebracht (1834 auto’s, 1520 (bak)fietsen, 288 scooters) met per locatie minstens één, maar soms meerdere deelvoertuigen. Naast de locaties van de deelvoertuigen is gekeken naar de ruimtelijke clustering van verschillend (deel-)modaliteiten. Voor deze cluster-analyse zijn alleen deelvoertuigen meegenomen die een vaste standplaats hebben met twee of meer deelvoertuigen. Deze geïdentificeerde clusters of hubs in de gemeente Utrecht zijn te zien op de kaart (zie de afbeelding).

Het valt gelijk op dat de hubs met de meeste verschillende modaliteiten in de buurt van de treinstations liggen. Dit geldt ook voor de rest van de provincie, waar hubs te vinden zijn bij treinstations en grote busstations. Daarnaast zijn meerdere hubs in kaart gebracht bij P+R locaties. In totaal zijn er 100 hubs in kaart gebracht in de provincie Utrecht. In het geval van de gemeente Utrecht zijn er officiële, door de gemeente aangewezen, hublocaties zoals bij Station Utrecht Vaartsche Rijn. Deze locaties zijn ingericht volgens de landelijke ‘identiteit’ van hubs met onder andere een groen bord met het ‘hub’ logo. Opvallend is dat Utrecht Centraal Station, Station Utrecht Zuilen en Station Utrecht Overvecht (nog) geen officiële hub-locaties zijn, ondanks dat daar toch significante clusters van (deel-)modaliteiten in kaart gebracht zijn.

De meest voorkomende combinaties van modaliteiten zijn de trein-bus-fiets hubs (17 keer), de bus-fiets hub (17 keer) en de bus-auto hubs (22 keer). Bij de vorming van trein-bus-fiets hubs en de bus-fiets hubs spelen aanbieders zoals OV-fiets en Keobike (van Syntus en Keolis) een belangrijke rol.

Door het grote aantal  bushaltes en deelauto’s in de provincie zijn de bus-auto hubs het meest frequent. Ondanks dat bus-auto hubs zo vaak voorkomen, beperkt de locatie van deelauto’s zich echter niet tot ov-haltes. Een mogelijke verklaring kan zijn dat de aansluiting met het openbaar vervoer voor deelauto’s minder van belang is doordat deelauto’s minder worden gebruikt om ‘first- and last miles’ af te leggen, maar in plaats daarvan gebruikt worden voor uni-modale deur-tot-deur reizen.

Handvat voor beleidsmakers

De kaart van de locaties en hubs van deel-mobiliteit en ov maakt de huidige situatie omtrent deelmobiliteit inzichtelijk, en kan daardoor gebruikt worden als ondersteuning bij het opstellen van nieuw beleid. Bovendien laat het zien dat het mogelijk is om inzicht te krijgen in het aanbod van deelmobiliteit zonder daarvoor een diepe duik te hoeven nemen in allerhande gemeentelijke bronnen. Rekening houdend met de aanwezige aanbieders van deelmobiliteit in andere provincies zou eenzelfde onderzoek daar ook uitgevoerd kunnen worden.

De inventarisatie van de hubs is pas een eerste stap in het bieden van handvatten aan beleidsmakers in het mobiliteitsdomein. In de volgende fase van het project wordt deze inventarisatie gebruikt voor het identificeren van nieuwe potentiële hub-locaties, gebaseerd op onder andere de zichtbaarheid, connectiviteit en de bereikbaarheid van de locaties. Ook hiervoor zal een GIS-benadering worden gebruikt.

Intergemeentelijk netwerk deelmobiliteitshubs

Tot slot gaat de provincie Utrecht deze informatie gebruiken voor het opzetten- en het uitrollen van een provinciaal plan voor de opschaling van deelmobiliteit, gericht op het creëren van een intergemeentelijk netwerk van deelmobiliteitshubs.

Meer lezen

Dit onderzoek is gefinancierd door het Interreg project ShareDiMobiHub. Meer informatie is te vinden op: Interregnorthsea.eu/sharedimobihub Voor meer informatie over het onderzoek: gido.stoop@hu.nl
 

mail_outline

Aanmelden voor de nieuwsbrief