Do’s & don’ts rond flee floating deelfietssystemen
Het fenomeen fietsdelen breidt zich de laatste jaren wereldwijd snel uit. Grote uitdaging is het verminderen van de fietsparkeerdruk en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Wat kunnen lokale overheden doen?
De meeste groei in deelfietssystemen zit momenteel in de modellen die gebruik maken van smartphone-apps, gps en een digitaal slot, aldus Jacco Farla (Universiteit Utrecht). “Het gaat hier om modellen zonder de vaste docking stations die we bijvoorbeeld kennen van de OV-fiets en stadsfietsen zoals in Parijs en andere grote steden. Tegenwoordig kunnen gebruikers overal een fiets oppikken en weer wegzetten. Dit zogenoemde free floating model is gebaseerd op een fijnmazig netwerk van fietsen verspreid over een stad en heeft geen specifieke parkeerinfrastructuur nodig.”
Regulerende rol
Deze nieuwe systemen brengen uitdagingen met zich mee als overaanbod, een volle openbare ruimte en kwesties rond gebruikersdata. Een slimme digitale infrastructuur met geo-fence technologie en nieuwe lokale regels kunnen ervoor zorgen dat deze deelfietsen meer gebruik en minder problemen opleveren. Farla: “De lokale overheid moet hierbij een regulerende rol spelen en kan ook voordeel hebben bij dit soort systemen. Voor het reguleren van overaanbod en de impact op de openbare ruimte heeft de overheid de fietsdeelgegevens ook nodig. Daartoe moeten afspraken worden gemaakt over het eigendom van de data en regels voor het gebruik ervan.”
Eerlijke verdeling
Verder zouden stedelijke autoriteiten eisen kunnen stellen aan het maximaal aantal deelfietsen in bepaalde delen van de stad. Ook kunnen ze een verplicht minimumgebruik per fiets per dag afspreken met aanbieders. Actieve herdistributie van fietsen door de aanbieders is nodig wanneer ongebruikte fietsen zich op een locatie opstapelen. “Gemeenten kunnen bovendien een rol spelen bij het inclusiever maken van het gebruik van de fietsen. Via de gebruikersdata kun je inzicht krijgen in de profielen van gebruikers om te kijken wie er vooral bediend worden en wie niet. Ook zouden gemeenten aanbieders moeten stimuleren om geografische gebieden te bedienen waar het mobiliteitssysteem minder goed is ontwikkeld of in gebieden waar sprake is van mobiliteitsarmoede.”
Gebruiksgemak
Farla: “Vanuit het oogpunt van de gebruiker is het belangrijk een paar zaken goed te regelen. Zo moeten privacy en gegevensgebruik transparant zijn. Gebruikers moeten weten welke gegevens worden verzameld en voor welke doeleinden deze worden gebruikt. En verder is het natuurlijk onhandig dat er in elke stad veel verschillende providers met eigen apps actief zijn. Inmiddels hebben tien aanbieders in Nederland de ambitie uitgesproken om hun systemen onderling interoperabel te maken en toegang tot verschillende systemen te bieden via één account.”’
Lees de volledige brochure over deelfietssystemen.
Het SCF-consortium
Het SCF-consortium bestaat uit de Universiteit Utrecht, de Universiteit van Amsterdam, de Technische Universiteit Eindhoven, Hogeschool Windesheim, het ministerie van IenM, Vervoerregio Amsterdam, de gemeente Amsterdam, de gemeente Eindhoven, de gemeente Utrecht, de gemeente Zwolle, de provincie Noord-Brabant, de provincie Utrecht, de provincie Overijssel en CROW.
Smart Regions of the Future
In het onderzoeksprogramma Smart Regions of the Future werken consortia van onderzoekers en praktijkpartijen samen aan vraagstukken rond ruimte, wonen, bereikbaarheid, economie en bestuur. In 2016 zijn vijf grote projecten van start gegaan, waaronder Smart Cycling Futures. SURF valt onder het kennisinitiatief Verbinden van Duurzame Steden van NWO, Regieorgaan SIA, Platform31 en het Rijk.
Auteur: Ymkje de Boer, VerDuS SURF
Reactie plaatsen •