Van reparatie naar preventie: hoe wordt de jeugd minder auto-afhankelijk?

dinsdag 1 juli 2025

Foto: Shutterstock

Het project 'Een autoloze generatie' in Maastricht test een fundamenteel andere aanpak om de auto-afhankelijkheid te verkleinen. Van het achteraf bijsturen van volwassen automobilisten, naar het preventief vormen van een andere mobiliteitshouding bij jongeren. De eerste bevindingen geven stof tot nadenken!

 

We werken hard aan campagnes om volwassen automobilisten te verleiden tot de fiets of het openbaar vervoer. We moeten daarbij veel moeite doen om mensen te verleiden tot ander gedrag en campagnes hebben dan ook wisselend succes. In Maastricht zien we dat veertienjarigen al concrete plannen hebben om een scooter of auto aan te schaffen. Hun mobiliteitstoekomst ligt dus al vast voordat ze de leeftijd hebben waarop ze daadwerkelijk een rijbewijs kunnen halen. Deze paradox vormde de aanleiding voor het project 'Een autoloze generatie' van gemeente Maastricht en Zuid-Limburg Bereikbaar. De centrale vraag is: kunnen we door preventief ingrijpen voorkomen dat jongeren auto-afhankelijk worden? Hoe zorgen we dat zij mobiliteitsrijke keuzes blijven maken? En wat vraagt dat van ons als mobiliteitsprofessionals?

Fundamenteel andere aanpak

Gangbare mobiliteitsbeïnvloeding richt zich op volwassenen met vastgeroeste patronen. "We investeren in infrastructuur en gedragscampagnes om automobilisten te verleiden tot duurzame alternatieven", zegt adviseur Jolanda Smit van Zuid-Limburg Bereikbaar. "Bij kinderen beperken we ons tot verkeersveiligheidseducatie: hoe kom je veilig van A naar B, maar niet: waarom zou je die mobiliteitskeuze maken en kan het mogelijk ook anders?"

Het project kiest bewust voor preventie. In plaats van achteraf bijsturen van al gevormde mobiliteitspatronen, richt het zich op het vroeg ontwikkelen van een duurzame mobiliteitshouding. Het doel is niet gedrag veranderen, maar het positieve gedrag dat zij al vertonen, bestendigen: fietsen en het openbaar vervoer gebruiken. Deze aanpak erkent dat mobiliteitshouding al vroeg wordt gevormd. 

De sociale constructie van mobiliteitsvoorkeuren

Om effectieve interventies te ontwikkelen, investeerde het projectteam uitgebreid in het begrijpen van hun doelgroep. Via flitsinterviews, focusgroepen en enquêtes brachten zij de mobiliteitshouding van vmbo-leerlingen en mbo-studenten in Zuid-Limburg in kaart.

Vier cruciale inzichten kwamen naar voren:

  • Vroege intentievorming: Jongeren van veertien jaar hebben al concrete plannen om een scooter of auto aan te schaffen. Hun mobiliteitstoekomst ligt dus al vast voordat ze echt keuzes kunnen maken.
  • Dominante rol ouders: Ouders beïnvloeden mobiliteitsvorming door rijbewijzen en scooters cadeau te geven, regels te stellen, zoals niet roken voor je 18e en dan betalen wij jouw rijbewijs, en vooral door zelf het voorbeeld te zijn. Afspraken over rijbewijzen en auto's worden vaak al in de derde klas, op veertienjarige leeftijd, gemaakt.
  • Peerpressure en status: Jongeren laten zich sterk leiden door wat leeftijdsgenoten doen en goedkeuren. Het bezitten van een scooter of auto geeft status binnen de groep.
  • Misvattingen over alternatieven: Jongeren hebben vaak verkeerde ideeën over kosten en milieu-impact van verschillende vervoersvormen. Ze maken kromme vergelijkingen en hebben negatieve beelden van openbaar vervoer, vaak zonder eigen ervaring. Jongeren blijken systematisch de werkelijke kosten van auto- en scootergebruik te onderschatten, doordat zij kosten aan onderhoud, verzekering, brandstof en parkeren vaak niet meenemen. 

Opvallend was ook dat jongeren die een scooter hebben gehad, niet alleen vaker op dit moment nog een auto bezitten, maar ook significant jonger een auto aanschaffen dan mensen zonder scooterervaring. Dit suggereert dat de scooter fungeert als opstapje naar de auto.

Complexe samenwerking met onderwijs

De uitvoering van het project bracht het team direct in contact met de complexiteit van onderwijssamenwerking. "Scholen opereren in een ander ritme dan mobiliteitsorganisaties", aldus Smit. "Met eigen prioriteiten, ritmes en beperkingen." De tijdsdruk binnen het onderwijs vormde de eerste grote uitdaging. Docenten werken met een overvol curriculum waarin elk uur kostbaar is. Mobiliteitsonderwijs concurreert met kernvakken, toetsen en andere externe initiatieven. Het schoolritme bleek een tweede complicerende factor. Waar mobiliteitsprojecten vaak werken met doorlopende planning, kent het onderwijs een strak ritme van vakantieperiodes, proefwerkweken en examens. Het aantal effectieve weken waarin onderzoek en interventies uitgevoerd kunnen worden, is veel beperkter dan aanvankelijk ingeschat.

Privacy en communicatieregels vormden een derde hindernis. Scholen hanteren strikte regels over externe communicatie met leerlingen. Dit betekende dat plannen voor directe communicatie moesten worden aangepast naar communicatie via docenten en bestaande schoolkanalen.

Van inzicht naar interventie

De onderzoeksresultaten leidden tot een verfijnde doelgroep-segmentatie en concrete interventies die nu worden ontwikkeld en vanaf juni ’25 worden toegepast:

Voor vmbo-leerlingen leerjaar 1-3 (12-15 jaar) ontwikkelen wij rekenlessen waarin leerlingen zelf berekeningen maken over de werkelijke kosten van verschillende vervoersmiddelen. "Jongeren blijken systematisch de werkelijke kosten van auto- en scootergebruik te onderschatten", legt gedragskundige Esther Timmermans van Zuid-Limburg Bereikbaar uit.

Voor de overgangsgroep van vmbo 4 naar mbo is een welkomstpakket ontwikkeld met praktische informatie over buslijnen, fietsroutes en parkeermogelijkheden, aangevuld met interactieve tools zoals een persoonlijke routeplanner.

Voor alle groepen leerjaar 1-4 komt daar nog een component bij waarin jongeren (samen met hun ouders) kennismaken met het openbaar vervoer door positieve, concrete ervaringen. Via een brief aan hun ouders ontvangen jongeren een probeerkaartje voor het ov. Timmermans: “We zagen dat veel jongeren negatieve associaties hebben met bussen en treinen, zonder ooit echt gebruik te hebben gemaakt van openbaar vervoer. Met deze interventie hopen we die associaties te kunnen ombuigen een meer reëel beeld te kunnen meegeven.” Cruciaal was de betrokkenheid van jongeren bij het ontwikkelen van deze interventies. "We merkten steeds weer dat onze aannames niet klopten. Door continu met de doelgroep te toetsen, ontdekten we wat echt werkt."

Lessen voor de mobiliteitstransitie

Het project levert eerste belangrijke inzichten op voor de bredere mobiliteitstransitie. De bevindingen suggereren dat effectieve mobiliteitsbeïnvloeding vraagt om een integrale aanpak die meerdere gedragsbepalers tegelijk adresseert en verschillende stakeholders betrekt in hun eigen rol. De onderzoeksresultaten wijzen erop dat preventie effectiever kan zijn dan reparatie. Door in te grijpen voordat negatieve patronen zich volledig hebben gevestigd, zou je kunnen investeren in een toekomst waarin duurzame mobiliteit de norm is. Het project illustreert ook de noodzaak van samenwerking met onderwijsinstellingen. Deze samenwerking blijkt langetermijn-relaties, win-winsituaties en praktische ondersteuning voor docenten te vereisen.

Vooruitblik

Het project bevindt zich momenteel in de implementatiefase. De eerste interventies worden uitgevoerd en geëvalueerd. Voor mobiliteitsadviseurs en beleidsmakers levert het project een belangrijke les op: de mobiliteitstransitie vraagt niet alleen om technische oplossingen en infrastructurele aanpassingen, maar ook om cultuurverandering, gericht op de nieuwe generatie. "Voor vakprofessionals in mobiliteit betekent dit een uitnodiging tot reflectie", concludeert Smit. "Kunnen we onze rol verbreden van technische specialisten naar maatschappelijke vormgevers? Zijn we bereid te investeren in interventies waarvan de effecten pas over jaren zichtbaar worden? Het antwoord op deze vragen bepaalt of we erin slagen de mobiliteitstransitie daadwerkelijk te realiseren. Want uiteindelijk geldt ook in mobiliteit: voorkomen is beter dan genezen.”

Meer informatie

Het project 'Een autoloze generatie' wordt uitgevoerd door gemeente Maastricht en Zuid-Limburg Bereikbaar, medegefinancierd door het Schone Lucht Akkoord. Eerste resultaten van de gedragsinterventies worden verwacht in het najaar van 2025.

 

 

mail_outline

Aanmelden voor de nieuwsbrief