Van 80 naar 60; oplossing of symboolpolitiek?
Snelheid en kansen op een (ernstig) ongeluk hangen nauw samen. Dat is makkelijk te verklaren: bij hogere snelheid heeft een bestuurder minder tijd om ergens op te reageren en de klap komt harder aan. Willen we echt structurele maatregelen nemen om het verkeer veiliger te maken en daarmee het aantal slachtoffers naar beneden te brengen, dan is het verlagen van de maximum snelheid een goede insteek.
VVN kwam onlangs met het voorstel om op N-wegen de snelheid van 80 km/u te verlagen naar 60 km/u, om zo het aantal fatale ongelukken te verminderen. Ongeveer 41 procent van de dodelijke ongelukken gebeurt immers op N-wegen, terwijl deze maar 6 procent van het totale wegennet uitmaken. Op het eerste gezicht lijkt het idee van VVN dan ook een belangrijke stap naar meer veiligheid. Toch zitten er wat addertjes onder het gras.
Waarom rijden we te hard?
Een vraag die aan de hele kwestie vooraf gaat is: ‘Waarom rijden we te hard?’ Het antwoord ligt grotendeels besloten onder onze hersenpan, maar komt feitelijk voort uit een uniek samenspel van mens, machine en omgeving. De auto, waarmee we ons graag identificeren, geeft ons een gevoel van macht, kracht, controle en soms bijna van onkwetsbaarheid. Hij kan ook veel harder dan volgens de wet is toegestaan en de wegen zijn zo comfortabel mogelijk ingericht met glad asfalt en voorzien van scherpe belijning. Eigenlijk hebben we een perfecte wereld geschapen om hard doorheen te rijden. Maar dan staan er die bordjes langs de weg die ‘roet in het eten gooien.’ Hard rijden kan prima naar ons gevoel, maar het mag niet. Deze paradox nog verder te vergroten door het gevoel te laten bestaan, maar de verplichte snelheid te verlagen, lost het probleem niet op. Als de snelheid verder omlaag gaat, dient het gevoel van controle en onschendbaarheid ook te worden verminderd. Dat doe je – aangezien er voorlopig nog even niets verandert aan de mogelijkheden van de auto zelf – door de omgeving aan te passen. Zorg met andere woorden, dat de weg zoveel mogelijk de juiste snelheid oproept. Hoe je dat doet, is maatwerk. Daarvoor is niet één gouden regel beschikbaar.
Te weinig aandacht voor de directe omgeving
De SWOV gaf ons onlangs wel bruikbare handvaten in handen: te hard rijden wordt met name veroorzaakt door de breedte van de weg, de zichtlijn en de directe omgeving van de weg. Op een (optische) smallere weg wordt langzamer gereden dan op een brede en als je ver vooruit kunt kijken ga je juist weer harder rijden. Er gaat bovendien in de verkeerskunde veel te weinig aandacht uit naar de directe omgeving van de weg. Daar kun je ook veel meer doen om het rijgedrag te beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld een het beter zichtbaar maken en integreren van bebouwing of levendigheid van mensen in het wegbeeld.
Symboolpolitiek
Kortom, het is goed dat VVN (opnieuw) aandacht vraagt voor een van de grootste oorzaken van verkeersonveiligheid, maar simpelweg de snelheid verlagen is meer een statement maken en symboolpolitiek bedrijven dan een echte oplossing. Daarvoor is ons brein in combinatie met auto’s veel te weerbarstig en ongeremd. De paradox tussen gevoel en gebod vergroten, is voedsel voor onverantwoorde inhaalmanoeuvres en mogelijk een bron voor het zoeken van afleiding tijdens het rijden. Laten we in plaats daarvan veel gerichter kijken naar welke ingrepen waar nodig zijn om de gevaarlijke cocktail van mens, auto en wegomgeving te beteugelen.

Foto: Shutterstock
Aanmelden voor de nieuwsbrief
Ontvang één keer per week het laatste nieuws van Verkeerskunde.
Reactie plaatsen •