Hoe ziet de verkeerskundige van de toekomst eruit? Wat blijft hetzelfde en wat verandert er fundamenteel in het vak? Een gesprek met Job Drenth, nestor bij Antea Group, en zijn jongere collega’s Jenno Kootstra en Tom van Hal, maakt duidelijk dat het vak steeds meer draait om verbinden, luisteren en het omarmen van complexiteit.
De verkeerskundige van de toekomst: luisteren, verbinden en blijven leren

Foto: Shutterstock
Van ingenieur tot verbinder
Job Drenth begon zijn loopbaan in een ander verkeerskundig tijdperk. “Toen ik begon, was de ingenieur nog heilig,” zegt hij met een glimlach. “Wat de verkeerskundige zei, dát was de waarheid. Tegenwoordig is dat wel anders. De buitenwereld is belangrijker geworden: bewoners, belangenpartijen en politiek. De verkeerskundige moet niet alleen kennis hebben, maar vooral kunnen luisteren, verbinden en meebewegen.”
Het is een ontwikkeling die herkenbaar is voor Tom en Jenno. Ze werken beiden bij Antea Group in de adviesgroep Verkeer en beschouwen het als een meerwaarde dat zij verschillende perspectieven inbrengen. “Vroeger was je een generalist,” zegt Job. “Je wist van alles wat. Nu zijn we specialistischer, met raakvlakken naar andere vakgebieden zoals ruimtelijke ordening en juridisch beleid. Dat vraagt om
samenwerken.”
De gesprekken die deze collega’s voeren in het interne traject VK2-traject binnen hun team, zijn daar een mooi voorbeeld van: jonge en ervaren verkeerskundigen bevragen elkaar, spiegelen, en proberen vooral te begrijpen hoe hun collega’s denken. “Leren van elkaar betekent dat je ook echt luistert. Niet om te reageren, maar om te begrijpen,” aldus Jenno.
Van capaciteit naar kwaliteit
Job blikt terug. De inhoud van het vak is de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Waar het in de jaren 70 en 80 vooral draaide om capaciteitsuitbreiding – ‘meer asfalt, meer ruimte voor de auto’ - verschuift de focus nu naar kwaliteit van leven, duurzaamheid en efficiënt ruimtegebruik. Hij herinnert zich de tijd van het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV), eind jaren 70: “Toen was uitbreiding van capaciteit het uitgangspunt. Daarna kwam de kentering: we moesten ineens allemaal met de bus, dat werkte niet voor iedereen. Toen kwam beprijzen in beeld. Inmiddels zoeken we het meer in slimme combinaties: goed ov, deelmobiliteit, en aantrekkelijke infrastructuur voor fiets en voetganger. Het gaat om een breed aanbod.” Ook parkeerbeleid is in transitie. “Vroeger ontwierpen we een parkeergarage voor 100 procent bezetting - liefst nog met een beetje marge. Nu mikken we op 90 procent, en accepteren we dat het af en toe vol is. Dat is efficiënter en beter voor de leefomgeving. Kijk naar Albert Heijn: vroeger eisten ze 100 plekken voor de deur, nu zijn ze flexibel – denk aan AH to go of binnenstadslocaties.”
De auto uit het straatbeeld? Niet zo snel
De roep om een autoluwe leefomgeving klinkt steeds luider; zeker vanuit beleidsmakers. Maar hoe verhoudt dat zich tot de wensen van bewoners? Volgens Job is er een collectieve wens om de auto uit het straatbeeld te halen. “Maar als je het aan bewoners vraagt, zeker buiten het centrum, dan willen ze hem het liefst voor de deur. Je kunt wel zeggen: pak de scooter, maar dat werkt niet als je om zes uur op Schiphol moet beginnen en je woont in Haarlem.”
De toekomst van de auto is ongewis. Elektrificatie is volop gaande, maar de overgang verloopt traag. “De gemiddelde auto rijdt nog achttien jaar rond”, leert Job. “Als mensen nu een benzineauto kopen, is die er in 2043 nog. De doorbraak van de elektrische auto zal traag gaan, zeker als de overheid niet duidelijk en betrouwbaar is in haar beleid.” Ook betaalbaarheid speelt een grote rol. Tom voegt toe: “In kleine kernen is ov vaak niet beschikbaar, zeker ’s avonds of in het weekend. Mensen kiezen dan niet uit luxe voor de auto, maar uit noodzaak. Het is niet alleen een kostenverhaal, het is een bereikbaarheidsvraagstuk.”
De veranderende reiziger
Een interessante trend is de veranderende relatie tussen mensen en mobiliteit. Bezit maakt steeds vaker plaats voor gebruik. De jongere generatie groeit op met OV-jaarkaarten, deelmobiliteit en thuiswerken. Tegelijkertijd is er een kantelpunt als mensen kinderen krijgen: dan neemt de behoefte aan gemak en flexibiliteit toe. “Misschien gaan we ons in de toekomst vooral nog verplaatsen voor recreatie,”
mijmert Job. “Werk wordt mobieler, flexibeler. En thuiswerken is sinds corona een blijvertje, al vallen we ook snel terug in oude patronen – nu is het alweer standaard druk op dinsdag en donderdag.” Dat meeveranderen is volgens hem cruciaal: “De wereld verandert voortdurend. Als verkeerskundigen mogen we niet vastroesten in oude patronen of verwachtingen. Juist dan missen we de aansluiting bij wat mensen nodig hebben.”
Meer vragen dan antwoorden
Volgens de nestor draait het niet om nieuwe technologie, maar om houding. “Het gaat erom dat je nieuwsgierig blijft. Dat je beseft dat je niet alles weet, en ook niet hoeft te weten. Dat je leert van anderen, verbinding zoekt met andere domeinen, en begrijpt dat het vraagstuk van vandaag een andere oplossing vraagt dan
dat van gisteren.”
Voor Tom en Jenno is het inspirerend om op deze manier naar hun vak te kijken. “De verkeerskundige van de toekomst is niet iemand die alle antwoorden heeft,” constateert Jenno. “Maar iemand die de goede vragen stelt. En die de verbinding maakt tussen techniek, gedrag, ruimte en samenleving.” En, weet Job: “Soms
moet er iets gebeuren om echt te veranderen. Corona was zo’n moment. Misschien komt er straks weer iets op ons pad dat ons dwingt tot herijking. Laten we zorgen dat we dan klaar zijn: nieuwsgierig, verbonden en bereid om mee te
bewegen.”