Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid publiceerde onlangs het rapport ‘Mogelijkheden voor vergroening van recreatief reisgedrag’. Het geeft weer hoe recreatieve verplaatsingen - van een bezoek aan de sportclub, tot dagjes uit of vakanties - bijdragen aan de CO2-uitstoot, en welke alternatieven of gedragsveranderingen mogelijk zijn. Marije Hamersma, onderzoeker bij het KiM, geeft een toelichting op de plek van de auto in onze recreatieve verplaatsingen.
Uitstoot binnenlands recreatieverkeer: 90 procent door de auto

Foto: Shutterstock
Volgens het rapport is er jaarlijks zo’n 13 megaton CO2-uitstoot mee gemoeid met recreatieve verplaatsingen - ruim het dubbele van woon-werkverkeer. In het internationale vakantieverkeer is vliegen de grootste uitstoter, maar binnen Nederland is dat de auto als het gaat om dit type activiteiten. Recreatief verkeer is dus geen bijzaak. Hamersma: “We verplaatsen ons veel voor recreatie en ongeveer de helft van de binnenlandse verplaatsingen hiervoor gebeurt met de auto. Daarbij is zo’n 90 procent van de uitstoot voor recreatie in Nederland afkomstig van autoverkeer. Dat is ook niet heel gek, want de alternatieven zijn fiets, lopen en ov, en die kennen veel minder uitstoot.”
Wel willen, niet doen
Uit het onderzoek blijkt een opvallende kloof tussen intentie en gedrag: verschillende mensen geven aan wel duurzamer te willen reizen, maar dat niet of nauwelijks te doen. “In de praktijk overheersen praktische keuzes, gemak, gewoontegedrag en sociale normen”, verklaart Hamersma. “Daarnaast geven mensen aan dat ze op een andere manier al duurzaam bezig zijn - ze eten vegetarisch, scheiden hun afval - en daarmee praten ze hun gedrag als het ware goed.” Ook speelt er een kennisprobleem. “Mensen vinden het lastig om in te schatten hoeveel uitstoot gepaard gaat met diverse activiteiten. In focusgroepen lieten we mensen ook kennisvragen beantwoorden, waarbij ze bijvoorbeeld de uitstoot van verschillende activiteiten moesten vergelijken met die van een reis naar Bali. Mensen vinden dit lastig.”
Daarbij zien mensen recreatie als essentieel voor hun welzijn. Hamersma: “Recreatief reizen is belangrijk om even te kunnen ontspannen, wat maakt dat ze daar minder snel op willen inleveren.”
Het rapport meldt ook een belangrijk verschil in frequentie en beleving tussen woon-werkverkeer en recreatief reizen. “Bij woon-werkverkeer zijn mensen zich bewuster van hun gedrag omdat het een dagelijkse routine is. Recreatief verkeer daarentegen is vaker incidenteel. Juist omdat het incidenteel is, willen mensen daar niet te veel beperkingen voelen.”
Kansen voor duurzamer reizen
Het onderzoek noemt verschillende kansen voor duurzamer reizen. Hamersma licht ze toe:
1. Technisch verduurzamen: “Dan heb je het over de elektrische auto. Dat is een autonome ontwikkeling, waar recreatief verkeer als het ware op meelift. Dat pakt ook positief uit voor de uitstoot door recreatief verkeer.”
2. Alternatieven bieden: “Reizigers noemen zelf het ov als duurzaam alternatief, maar lopen tegen praktische barrières aan: Niet bereikbaar, niet handig met kinderen, de auto is veel makkelijker. Toch liggen hier ook kansen, zeker binnen Nederland, waar de fiets en het ov beter inzetbaar zijn.”
3. Andere reisgewoonten stimuleren: “Dan denk je aan minder vaak of dichterbij recreëren. Met name die eerste categorie bleek niet populair; mensen willen dat niet. Ook ‘slow travel’ klinkt mooi, maar wordt als betuttelend ervaren. Wat wél kan werken: mensen verleiden met praktische voordelen zoals kostenvoordelen als je samen reist.”
4. Samenwerking met aanbieders: “Aanbieders van recreatie, dus de ondernemers die mensen ontvangen, merken dat veel bezoekers met de auto komen en willen soms zelf ook alternatieven stimuleren. Er ontstaan dan initiatieven als de ‘bezoekersaanpak’ en het ministerie onderzoekt hoe aanbieders beter ondersteund kunnen worden met kennisdeling en samenwerking.”
Nabijheid en gemak
Samengevat: “Nabijheid is een logische strategie om recreatie te verduurzamen, maar de wens om ‘er even uit’ te zijn blijft sterk. Mensen willen avontuur en nieuwe bestemmingen ontdekken, wat vaak juist verder van huis ligt. Tegelijk biedt nabijheid kansen als je het aantrekkelijk maakt: denk aan het strategisch situeren van recreatieve voorzieningen bij ov-knooppunten of woonwijken. Je moet alternatieven bieden om de auto minder aantrekkelijk te maken, maar dan ook zorgen dat er alternatieven zijn. Als nabijheid leidt tot gemak, comfort en leuke ervaringen, is de kans groter dat mensen ervoor kiezen.”