Graffitiplaatsen (VK 8/2010)

vrijdag 10 december 2010
timer 6 min

In Verkeerskunde 8/2010 wordt aandacht besteed aan een botsing tussen een fietser en een voetganger.

De fietser heeft letsel opgelopen. Het ongeval vond plaats in een tunnel, waarvan de twee buitenste tunnelbuizen bestemd zijn voor fietsers en voetgangers. Het ongeval gebeurde ongeveer op de plek waar de fietser de tunnelbuis binnenreed. Het wegdek van deze tunnelbuis is verdeeld in een rechts gelegen trottoir van ongeveer 2,5 meter breed en een links daarvan gelegen fietspad van ongeveer 4 meter breed. Het fietspad is door een onderbroken middenstreep verdeeld in twee rijstroken voor het verkeer in beide richtingen. Links van het fietspad bevond zich nog een smalle en niet voor enig verkeer bestemde stoep van ongeveer 0,50 meter breedte. De rechterwand van de meest rechter tunnelbuis - de tunnelbuis waar de fietser inreed - is begin juli 2003 door de gemeente als legale graffitiplaats aangewezen om zodoende illegale graffiti te bestrijden.   

 

Door de graffitiplaats is een gevaarlijke verkeerssituatie in het leven geroepen, zo vindt de fietser, en stelt dan ook de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk op grond van artikel 6:174 BW, omdat de weg niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen en daardoor gevaar voor personen of zaken opleverde.

Is de gemeente aansprakelijk?

Volgens het hof had de gemeente er rekening mee moeten houden dat de legale graffitiplaats in de bewuste tunnelbuis gevolgen voor de verkeerssituatie zou hebben. Het doel was immers het bevorderen dat hiervan in substantiële wijze gebruik zou worden gemaakt door graffitispuiters. De gemeente kon dus verwachten dat de legale graffitiplaats extra publiek zou trekken; niet alleen graffitispuiters, maar ook belangstellenden en toeschouwers. Dat levert een extra groep voetgangers op met in elk geval een gedragspatroon dat afwijkt van wat in het algemeen in een dergelijke tunnelbuis kan worden verwacht. Het zijn immers voetgangers die niet volstaan met het in een min of meer rechte lijn van het ene naar het andere eind van de tunnelbuis verplaatsen. Het gaat om voetgangers die in de tunnelbuis verblijven, geruime tijd op dezelfde plaats bezig zijn hun werkstukken te vervaardigen of die van anderen te bekijken, die wat heen en weer drentelen, zich eens omkeren en weer teruglopen, al dan niet in een groepje blijven staan kijken, en converseren.

 

Het lag tevens voor de hand te verwachten dat de voetgangers niet altijd netjes op het trottoir zouden blijven, maar dat zij zich ook op het fietspad of op de aan de andere kant liggende stoep zouden begeven. Hetzij om enige afstand te nemen van en daarmee beter zicht te krijgen op de kunstwerken, hetzij om ook de andere (daarvoor echter niet aangewezen) wand of plaveisel in gebruik te nemen. Dat kon de gemeente niet alleen verwachten, het blijkt dat de gemeente het wel degelijk verwachtte. Om te voorkomen dat de andere (niet aangewezen) wand zou worden gebruikt, had de gemeente al ruim voor het in gebruik nemen van de legale graffitiplaats het voornemen (al dan niet in het belang van de verkeersveiligheid) om die andere wand gecontroleerd van graffiti te (laten) voorzien. Dit omdat ‘de erecode onder

graffitispuiters … de schending van een kunstwerk (verbiedt)’. Dit voornemen is pas eind augustus 2003 uitgevoerd, dus na ingebruikneming van de legale graffitiplaats en na het ongeval.

 

Volgens het hof was er dus sprake van een gewijzigde verkeerssituatie die vereiste dat tegen de daardoor in het leven geroepen risico’s redelijke maatregelen worden getroffen. Behalve aan het door de gemeente geplande, maar nog niet uitgevoerde ‘blokkeren’ van de andere wand, kan worden gedacht aan het deugdelijk waarschuwen van het naderende verkeer of, liever nog, aan een deugdelijke afscheiding tussen het trottoir en het fietspad. Dat het plaatsen van een hekwerk langs het trottoir bij de graffitimuur vanuit het oogpunt van wegbeheerder niet altijd goed mogelijk is, zoals de gemeente beweert, is niet aangetoond  noch is aangegeven waarom dit niet goed mogelijk zou zijn geweest.

 

De maatregelen die de gemeente wel gelijktijdig met de aanwijzing wel heeft genomen, worden door het hof als onvoldoende afgewezen. De maatregelen zijn:

  • het opnemen van de graffitiplaatsen in de surveillanceroutes van de toezichthouders;
  • het plaatsen van prullenbakken;
  • het aanbrengen van goede verlichting in de tunnel;
  • het instellen van een speciaal meldnummer; 
  • het plaatsen van borden ‘legale graffitiplaats’;
  • het bekendmaken van de graffitiplaats in de krant.

 

De beoordeling

Het hof overweegt dat surveillerende (driemaal per dag) toezichthouders aan de gevaarssituatie in zijn algemeenheid, de aanwezigheid van publiek dat niet bestaat uit passerend verkeer, weinig kunnen doen. De aanwezigheid van publiek is immers precies de bedoeling van de aanwijzing. Een surveillance helpt ook niet tegen de concrete gevaarzetting doordat een bepaalde voetganger het fietspad opstapt. Dit gebeurt vaak zeer plotseling en duurt waarschijnlijk maar kort. Om dezelfde reden zal ook een meldnummer niet veel bijdragen aan de verkeersveiligheid. Ook prullenbakken zullen niet van veel belang zijn voor de verkeersveiligheid; het gaat hier immers niet om rondzwervende verfblikken, maar rondzwervende mensen. De verlichting in de tunnel zal, ook zonder de aanwezigheid van een graffitiplaats, geregeld onderhouden moeten worden. Van het plaatsen van borden en het bekendmaken van de graffitiplaats in de krant is het verband met de verkeersveiligheid wel erg ver verwijderd.  

 

Nu het hof artikel 6:174 BW van toepassing acht, beroept de gemeente zich op de uitzondering van dit artikel. De gemeente stelt dat zij alleen aansprakelijk is, indien de gemeente het gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend. Nu de situatie dat (een) enkele voetganger(s) zich op het fietspad bevond(en), zo kort voor het ongeval is ontstaan, heeft de gemeente het gevaar onmogelijk heeft kunnen voorkomen. Het hof verwerpt dit verweer. Het relevante gevaar waartegen de gemeente maatregelen had moeten nemen, bestond uit het gevaar dat voetgangers zich makkelijk, vaker en onvoorzichtiger op het fietspad zouden begeven, dan waar een gemiddelde weggebruiker altijd op bedacht moet zijn. Dit gevaar is niet kort voor het ongeval ontstaan, maar reeds bij ingebruikneming van de legale graffitiplaats. De gemeente kende dan ook het gevaar of had het behoren te kennen.

 

Voorts betwist de gemeente het oorzakelijk verband tussen de beweerde gebrekkigheid van de weg en het ongeval. De toedracht van het ongeval is onduidelijk en niet is komen vast te staan dat er ten tijde van het ongeval sprake was van extreme verkeersdrukte in de tunnel. Het hof verwerpt ook dit verweer.

 

De schade van de fietser moet worden vergoed. 

De hele uitspraak is te vinden op rechtspraak.nl, LJN: BO2456

 
Auteur: Joske van Lith

verkeerskunde artikel
mail_outline

Aanmelden voor de nieuwsbrief

Reactie plaatsen

Beperkte HTML

  • Toegelaten HTML-tags: <a href hreflang> <em> <strong> <cite> <blockquote cite> <code> <ul type> <ol start type> <li> <dl> <dt> <dd> <h2 id> <h3 id> <h4 id> <h5 id> <h6 id>
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Lazy-loading is enabled for both <img> and <iframe> tags. If you want certain elements skip lazy-loading, add no-b-lazy class name.