Op 1 en 2 april jongstleden vond in Hotel Jakarta in Amsterdam het internationale Road Charging Event plaats, georganiseerd door Arup. Meer dan honderd deelnemers van 73 verschillende organisaties kwamen er bijeen om na te denken over de toekomst van wegfinanciering. Overheden, marktpartijen en academici uit binnen- en buitenland deelden inzichten, ervaringen en dilemma’s. De centrale vraag was: hoe richten we de financiering van onze weginfrastructuur toekomstbestendig in, nu de accijnsinkomsten op fossiele brandstoffen afnemen?
Bijeen voor een eerlijk en houdbaar systeem voor wegfinanciering

Foto: Shutterstock
De beweegreden voor deze bijeenkomst is dat de huidige financiering van de infrastructuur niet onbeperkt houdbaar is. Deze leunt sterk op accijnsinkomsten en het belasten van fossiele brandstoffen. Nu elektrische voertuigen oprukken en klimaatdoelen dwingen tot minder uitstoot, komen deze inkomsten onder druk te staan. Tegelijkertijd blijven investeringen in wegen, onderhoud, verkeersveiligheid en leefbaarheid onverminderd noodzakelijk.
Volgens Laurens Tait, director van Arup Nederland, is dit al geen verre toekomstmuziek meer: Ierland verwacht in 2030 al een tekort van een miljard euro op het infrastructuurbudget, terwijl de maatschappelijke kosten van congestie, luchtvervuiling en geluid daar tot zes miljard euro per jaar oplopen. Andere Europese landen, waaronder Nederland, zien dezelfde trend.
Een kwestie van keuzes
De opgave om wegen duurzaam te financieren is niet alleen technisch of budgettair van aard, maar raakt aan fundamentele keuzes: willen we dat gebruikers bijdragen op basis van gebruik, vervuiling of ruimtebeslag? En wat doen we met de opbrengsten: investeren we die terug in mobiliteit, of vloeien ze af naar de algemene middelen? Het maatschappelijke en politieke debat hierover is niet nieuw, maar de urgentie van het vraagstuk neemt toe. Mede omdat het ook raakt aan de maatschappelijke rol van mobiliteit: wie kan zich verplaatsen, tegen welke prijs, en met welke impact op de leefomgeving?
Internationale voorbeelden
Tijdens het event werden verschillende internationale praktijkvoorbeelden besproken. Daarbij viel op dat veel landen eerst vrachtverkeer beprijzen, voordat ze de stap naar personenauto’s zetten. Zo voerde Denemarken onlangs een vrachtwagenheffing in. Ze stimuleren het gebruik van schoner vrachtvervoer via CO2 differentiatie, waarbij schonere trucks minder betalen. Zo wordt beprijzing gekoppeld aan verduurzaming. België en Duitsland kennen tolsystemen die al langer draaien. Daar ligt de focus steeds meer op technologische innovatie, samenwerking over de grens en het verkleinen van administratieve lasten. Nederland bereidt een vrachtwagenheffing voor vanaf 2026, met een verwachte netto opbrengst van 320 miljoen euro per jaar. Ook die moet hier, vergelijkbaar met Denemarken, ten goede komen aan vergroening van de sector. Wat in Nederland bijzonder is: een deel van de opbrengst wordt teruggesluisd naar de sector, bijvoorbeeld via subsidies voor schone voertuigen. Tegelijk wordt verkend hoe een systeem voor personenvervoer eruit zou kunnen zien. IJsland kiest voor eenvoud: alle voertuigen betalen daar dezelfde heffing, ongeacht gewicht of brandstof. Dat maakt het systeem transparant en uitlegbaar, al roept het ook vragen op over rechtvaardigheid en effectiviteit.
Ook ruimte en gedrag tellen mee
Een opvallend thema tijdens het event was de groeiende impact van voertuiggrootte op de stad. Het aandeel SUV’s in Nederland verdubbelde in minder dan tien jaar tijd en de gemiddeld autobreedte in Europa is nu 10 cm meer dan 20 jaar geleden. Dat heeft gevolgen voor ruimtegebruik, veiligheid en zelfs parkeerdruk. Parijs experimenteert daarom met hogere parkeertarieven voor zware voertuigen. De eerste signalen wijzen op gedragsverandering. Zulke maatregelen bieden steden een instrument om beleid te voeren op lokaal niveau, aanvullend op landelijke regelgeving. Daarbij is goede communicatie wel essentieel: bewoners moeten begrijpen waarom maatregelen genomen worden, en hoe die bijdragen aan een leefbare stad.
Nieuwe technologie en oude zorgen
Digitalisering speelt een steeds grotere rol in wegbeprijzing. Systemen worden nauwkeuriger, flexibeler en makkelijker te beheren dankzij apps, GPS of kentekenherkenning. Dat maakt differentiatie mogelijk: per voertuigtype, tijdstip of locatie. Tegelijkertijd blijven er zorgen over privacy, toegankelijkheid en de complexiteit van sommige systemen. In de Verenigde Staten leidde dat soms tot juridische procedures en publieke weerstand. Ook in Europa benadrukken beleidsmakers het belang van eenvoud en uitlegbaarheid.
Congestieheffing als casus
In New York leidde congestieheffing tot een afname van tienduizenden voertuigen in het centrum per dag. Ook de luchtkwaliteit verbeterde en het aantal voetgangers nam toe. Maar het kostte jaren om tot invoering te komen, mede door juridische en sociale bezwaren. Londen gebruikt de heffingssystemen steeds flexibeler, bijvoorbeeld met variabele tarieven en uitbreidingen naar buitenwijken. Beleid wordt hier continu bijgesteld op basis van data; een aanpak die ook elders navolging vindt.
Uitwisseling van inzichten
Het Road Charging Event 2025 werd gewaardeerd als ontmoetingsplek voor beleidsmakers, onderzoekers en marktpartijen. De uitwisseling van inzichten maakte duidelijk dat veel landen met vergelijkbare dilemma’s worstelen, ondanks uiteenlopende politieke en maatschappelijke contexten. De oproep om het evenement tweejaarlijks te organiseren werd breed gedeeld. Zo kan het zich ontwikkelen tot een vast platform voor kennisdeling en debat over duurzame wegfinanciering.
Maatschappelijke opgave
Wat bovenal duidelijk werd: wegbeprijzing is geen technische ingreep, maar een maatschappelijke opgave. De keuzes die we maken - over wie betaalt, hoe, en waarvoor - zeggen veel over de samenleving die we willen zijn. Het gesprek daarover is nog lang niet klaar, en dat is precies de reden waarom dit onderwerp blijvend aandacht verdient.