De verbetering van verkeersveiligheid benaderen we binnen de wereld van Mobiliteit vanuit de zogenaamde 3 E’s: Education (educatie), Engineering (infrastructuur) en Enforcement (handhaving). Deze drie pijlers worden ingezet om verkeersdeelnemers bewuster en veiliger te laten handelen in het verkeer. De gedachte hierachter is dat een herkenbare infrastructuur ervoor zorgt dat weggebruikers weten hoe zij moeten handelen, dat educatie bijdraagt aan het begrip waarom ze op een bepaalde manier moeten handelen en dat handhaving erop toeziet dat de afgesproken regels ook in het gedrag tot uiting komen.
De 3 E’s van gedragsverandering

Gedrag is een andere belangrijke factor in verkeersveiligheid. Een groot deel van verkeersveiligheid wordt bepaald door wat mensen wel of niet doen. Denk aan rijden onder invloed, te hard rijden, afleiding in het verkeer en andere overtredingen. In de praktijk wordt gedrag met name gekoppeld aan educatie: door mensen te informeren en bewust te maken, zou hun gedrag verbeteren. Maar klopt deze aanname wel?
Vanuit gedragspsychologie is het duidelijk dat niet alleen educatie invloed heeft op gedrag van verkeersdeelnemers. Gedrag wordt gestuurd door een combinatie van factoren, waaronder de omgeving (infrastructuur), sociale normen en consequenties (handhaving). Daarom is het belangrijk om gedrag niet als onderdeel van educatie te zien, maar als een overkoepelend element dat door alle drie de E’s wordt beïnvloed. In dit artikel bespreken we vanuit een gedragsbril én vanuit de verkeerskundige bril hoe elke E het gedrag van verkeersdeelnemers kan sturen en wat dit betekent voor een effectieve aanpak van verkeersveiligheid.
1. Education
Educatie binnen verkeersveiligheid richt zich op voorlichting, campagnes en lessen over veilig verkeersgedrag. Denk aan verkeerseducatie op scholen, campagnes over snelheid en alcoholgebruik en rijopleidingen - maar onderschat niet ook de dagelijkse educatie die ouders meegeven aan hun kinderen op het moment dat ze deelnemen aan het verkeer. Het idee achter educatie is dat wanneer mensen beter weten wat veilig is, ze zich er ook naar zullen gedragen. Toch is kennis alleen vaak niet voldoende om gedrag te veranderen. Uit gedragspsychologisch onderzoek blijkt dat mensen zich niet altijd rationeel gedragen en dat gewoontes en impulsen een grote rol spelen. Een bestuurder kan bijvoorbeeld weten dat te hard rijden gevaarlijk is, maar toch te snel rijden omdat anderen dit ook doen (meerijden met het verkeer), hij haast heeft, of niet op zijn snelheid let. Gelukkig wordt hier steeds meer rekening mee gehouden bij het vormgeven van campagnes, maar dit betekent nog steeds niet dat alleen een campagne voldoende is voor langdurige gedragsverandering. Educatie kan dus
een basis leggen, maar zonder aanvullende maatregelen blijft de impact vaak beperkt.
2. Engineering
Engineering omvat alles wat met de fysieke verkeersomgeving te maken heeft, zoals wegontwerp, verkeersborden en infrastructuur. De manier waarop wegen en verkeerssituaties zijn ingericht, kan sterk sturen hoe mensen zich gedragen. Infrastructuur wordt vaak gezien als ‘de harde kant’ en gedrag als ‘de zachte kant’, terwijl deze twee eigenlijk helemaal niet zoveel van elkaar verschillen! Gedragspsychologisch gezien is infrastructuur simpelweg een manier om gedrag te beïnvloeden: subtiele aanpassingen in de omgeving kunnen gewenst gedrag stimuleren zonder dat mensen er bewust over nadenken. Een smalle rijbaan zonder middenstreep zorgt er bijvoorbeeld voor dat automobilisten vanzelf langzamer gaan rijden. Duidelijke en logische infrastructuur, zoals ‘self-explaining roads’, helpen verkeersdeelnemers intuïtief het juiste gedrag te vertonen.
Een effectieve verkeersveiligheidsstrategie houdt dus niet alleen rekening met wat mensen zouden moeten doen, maar vooral met hoe de omgeving hen stuurt in wat ze daadwerkelijk doen. Met infrastructuur kun je het gewenste gedrag soms automatisch laten plaatsvinden. Tegelijkertijd ligt hier ook een hele grote uitdaging omdat dit vraagt om een bepaalde vorm van herkenbaarheid die lang niet altijd realiseerbaar is. Gebieden, steden en wegen hebben allemaal hun eigen kenmerken als het gaat om breedte, bebouwing, functies en het gebruik, maar toch streven we hier naar een bepaalde vorm van uniformiteit zodat het gewenste gedrag ook automatisch gaat plaatsvinden.
Daarnaast moeten we als verkeerskundigen ook rekening houden met verschillende gebruikers op de infrastructuur en de belangen die zij hebben. Denk aan openbaar vervoer-voertuigen die meer ruimte nodig hebben en bij voorkeur zo min mogelijk worden geconfronteerd met snelheidsremmende maatregelen, maar ook aan hulpdiensten die in geval van nood met een hoge snelheid moeten kunnen rijden op wegen waar het overige verkeer zich bij voorkeur door de inrichting automatisch aan de gewenste snelheid houdt.
3. Enforcement
Handhaving is het afdwingen van verkeersregels door middel van boetes, snelheidscontroles en politiecontrole. Het idee hierachter is dat mensen zich beter aan de regels houden als de pakkans groot genoeg is. Gedragspsychologisch gezien speelt risicoperceptie hier een grote rol: als mensen denken dat ze niet gepakt worden, zullen ze eerder geneigd zijn de regels te overtreden. Handhaving kan dus effectief zijn, maar heeft ook beperkingen. Als de pakkans laag is of als sancties als onrechtvaardig worden ervaren, kan dit juist leiden tot weerstand en minder naleving. Een slimme combinatie van handhaving en andere gedragsbeïnvloedende maatregelen werkt vaak beter. Bijvoorbeeld: trajectcontroles in plaats van incidentele flitsers, zodat mensen gedurende langere tijd hun snelheid aanpassen in plaats van alleen op één punt te remmen. Ook een combinatie van daadwerkelijke sancties en waarschuwen dat er op je gelet wordt, verhoogt de kans op veilig gedrag. Dat hoeft niet altijd direct een sanctie te zijn.
Tot slot is handhaving een effectieve maatregel wanneer infrastructuur en educatie niet voldoende werken om gedrag te veranderen. Vaak geldt dit voor een kleine groep verkeersovertreders die zich niets aantrekken van de geldende regels. Ook kan er worden gekozen om handhaving in te zetten om de urgentie van bepaalde regels kracht bij te zetten, bijvoorbeeld in een schoolomgeving of bij werkzaamheden en er dus sprake is van een verhoogd risico.
Conclusie
Verkeersveiligheid draait niet alleen om regels en voorlichting, maar vooral om het begrijpen en beïnvloeden van gedrag. De 3 E’s zijn niet los van elkaar te zien: educatie kan bijdragen aan kennis, vaardigheden en risicoperceptie, infrastructuur kan gewenst gedrag afdwingen of makkelijker maken, en handhaving kan naleving versterken. Er is altijd een compleet pakket van maatregelen nodig als we gedrag willen veranderen. Daarbij moeten we niet alleen kijken naar educatie als we gedrag willen veranderen, maar naar alle drie de E’s.